Het begon in het Paradijs Het begon in het paradijs

J.H. Bolt

174 blz., 120 x 195 mm, gebonden (1962)

Prijs - zie Prijslijst


Uit de inhoud:

Ken u zelf! - betoogden de Grieken.

Gij kunt niets anders kennen! - beweren sommigen.

En zelfs dat niet! - zeggen weer anderen.

 

Maar:

Het koninkrijk der hemelen is binnen in U.
(Jezus van Nazareth)

Het heelal wordt ‘ik’ voor wie zich zelf niet langer kent als ‘ik’.
(Boeddha Gautama)

We are all kings in the Kingdom of the King
(Rabindranath Tagore)

Die Gotte werden nur die Götter angenommen.
(Silezius)

 

Uit “Oriëntatie”:

Voor de kleine groep menselijke wezens welke zich met zelfstandig denken bezig houdt, ligt een onbeperkt aantal vragen voor onderzoek gereed. Deze vragen zijn niet van onze tijd alleen, ze werden gesteld door talloze generaties, die aan de onze voorafgingen. En steeds was het een heel kleine groep, die ze van vorige geslachten overnam of zelf nieuwe stelde.

Nooit is een antwoord op een diepgaande vraag verkregen in absolute zin, d.w.z. er wordt geen antwoord gevonden, dat voor iedereen onder alle omstandigheden en in alle tijden gelding heeft. En dit is begrijpelijk, omdat al wat in menselijke, d.i. intellectuele bewoordingen en begrippen wordt uitgedrukt, slechts relatieve waarde en betekenis kan hebben.

Een bepaald antwoord geldt uitsluitend voor een bepaald individu en hij moet het in zich zelf hebben ontdekt. Het verliest pas zijn subjectieve afronding, wanneer het uit de gedachte in de beleving is overgegaan.

Vele vragen zijn niet voor beantwoording vatbaar om de eenvoudige reden dat ze met onvoldoende scherpte zijn gesteld. Een scherp gestelde vraag gaat n.l. zwanger van zijn eigen antwoord dat dan door de steller zelf gevonden kan worden. Wanneer b.v. iemand zich zelf of een ander afvraagt - soms in wanhoop! - “Waarom moet ik sterven?”, dan is dit een zinloze vraag zolang de steller geen duidelijk beeld heeft van wat hij verstaat onder “ik”, en hij niet kan zeggen wat het woord “sterven” voor hem betekent.

 Een andere, eveneens veelomvattende vraag, welke telkens terugkeert, luidt: ‘Heeft mijn (het) leven een doel’? Ook deze vraag, aldus in de ruimste zin gesteld, is gedoemd een vraag te blijven, wanneer men niet bereid is eerst een diepgaand onderzoek in te stellen naar wat men verstaat onder “leven”. Eerst dan zal kunnen blijken of men, in verband met zo’n machtig gebeuren als het Leven is, van een doel kan spreken. ...

 

Uitgeverij en boekhandel van de Theosofische Vereniging